De geur van god
Ik weet niet wat ik hoor! Hoe durft die man dat te beweren? "Ik was laatst in zo'n modern, multifunctioneel kerkgebouw, waar niet alleen de eredienst gehouden wordt, maar ook een handwerksoos en een peuterspeelzaal. Nou, in zo'n buurthuis, daar woont God niet! "Hou je in?" mompelt Guus tegen me. Hij heeft gelijk. De man die deze boude uitspraak deed, is alleen maar iemand naast wie ik toevallig zit op een verjaardagsfeest. "Kom Guus, we gaan naar huis," zeg ik en groet de man kort ten afscheid. Toch blijven zijn woorden weerbarstig in mijn hoofd rondzingen. "Daar woont God niet, daar woont God niet." Zou dat betekenen dat God alleen woont in een rijkelijk versierd gebouw, dat zogenaamd tot Zijn eer is neergezet, maar stiekem toch vooral om met de eigen rijkdom te pronken? En op plekken dan waar mensen te arm zijn om een kolossale kerk te bouwen maar in plaats daarvan God dienen in de eenvoud van het leven van alledag? Daar zou hij dus niet wonen?
Een paar dagen later treed ik tijdens een mantelzorgers georganiseerde high tea op in een buurthuis waar, zo vertelt men mij, peuters spelen, vrouwen handwerken en, ja op zondag ook gekerkt wordt. Vlak voordat ik wil beginnen met mijn voorstelling hoor ik on me heen een hoop afkeurend gesis en gemompel omdat er twee zwervers binnen zijn gekomen. Die mannen met hun vette haren, onverzorgde baarden en smerige kleren horen hier niet! Maar ja, ze hadden de vereiste toegangskaart bij zich. Eigenlijk was die bestemd voor de moeder van één van de twee, die als mantelzorger van haar dakloze kind samen met een introducé was uitgenodigd voor deze high tea. Zoonlief kreeg hier lucht van, zag ongetwijfeld bergen eten en drinken voor zich en drukte de uitnodiging achterover. Toen men hem en zijn eveneens dakloze introducé bij de deur vroeg of zij mantelzorgers waren, antwoordden ze zonder blikken of blozen. "Ja, wij zorgen voor elkaar."
De heren blijven onderwerp van gefluister terwijl ze bij het buffet hun broodjes flink volstapelen en mijn zijn tweeën aan een tafeltje onbekommerd beginnen te schransen. Als blijkt dat ze alleen maar gemoedelijk met elkaar keuvelen en iedereen die langs loopt vriendelijk groeten, bedaren de gemoederen van de aanwezigen. Men kan weer openstaan voor mijn optreden. Ook de zwervers luisteren aandachtig. Regelmatig schalt hun rauwe, doorleefde lach en ze juichen luidkeels na ieder lied. Ik merk dat ze enorm betrokken zijn bij wat ik vertel en zing. In gedachten treed ik speciaal voor hen op en dat geeft me vleugels. Ik beleef zelf de emoties, die mijn teksten en melodieën oproepen, veel bewuster en intenser dan anders. Het warme applausbad, waar ik na afloop in gedompeld word, vertelt mij dat het publiek echt geraakt is. De twee thuisloze vrienden klappen iets langer dan de rest. Terwijl ik mijn keyboard sta in te pakken, hoor ik hoe de organisatoren van de high tea aan hen een tas vol overgebleven sandwiches meegeven, onder het motto: "Dan hebben jullie morgen ook nog wat!" Van enige veroordeling lijkt geen sprake meer.
"Het lijkt de wonderbare broodvermenigvuldiging wel," denk ik onwillekeurig en ineens voel ik heel sterk: als God destijds in de gedaante van een klein kind in een armoedige stal woonde, dan is hij zeker ook nu hier in dit buurthuis. Deze middag heb ik ervaren dat God er inventief is in het vinden van wegen om zich aan ons te tonen, hij heeft oog voor wat er in de wereld gebeurt en last but not least, hij haalt het beste in mensen naar boven. Als ik afscheid neem van mijn publiek geeft God me een knuffel en dan ruik ik aan zijn penetrante pis- en zweetgeur dat hij zelfs de diepste ellende en de kwetsbaarste naaktheid van de mensen kent. In die God geloof ik, maar ik hoop toch dat hij zich voortaan eerst wast als ik hem ontmoet.